De financiële verhouding met het Rijk is een dankbaar gespreksonderwerp. Hollen, stilstaan, vallen en weer opstaan zijn kwalificaties die zonder meer passen op de algemene uitkering uit het gemeentefonds. Omvangrijke decentralisaties van taken in het sociaal domein, ingrijpende wijzigingen in de wijze waarop de middelen verdeeld worden, herhaaldelijke kortingen en wijzigingen van spelregels hebben kleur gegeven aan een budget dat meer dan 50% van onze begroting uitmaakt.
Het Regeerakkoord van dit nieuw kabinet kenmerkt zich door omvangrijke intensiveringen op belangrijke maatschappelijke thema’s als duurzaamheid, wonen. De wijze waarop dit in de rijksbegroting vorm is gegeven maakt het lastig om een goede vertaling te maken naar de gemeentelijke begroting. Het Rijk heeft vooralsnog gekozen voor een incidentele dekking van haar (in onze ogen structurele) uitgaven. Hiermee lopen we tegen de grenzen van de wet- en regelgeving aan, die voorschrijven dat structurele uitgaven gedekt moeten worden door structurele middelen.
Vooralsnog gaan we ervan uit dat het Rijk met structurele middelen over de brug zal komen, dit is tegelijkertijd een begrotingsrisico.
Tevens heeft het Rijk de spelregels van de koppeling gemeentefonds met de rijksuitgaven (zgn. ‘trap-op-trap-af) aangepast. Dit resulteert in een forse teruggang in 2026 en leidt daarmee tot een niet sluitend meerjarenperspectief.
Dit is onderwerp van gesprek tussen het Rijk, de VNG en de toezichthoudende provincies.
De meicirculaire 2022 was bij het opstellen van de Voorjaarsbrief nog niet beschikbaar. Om die reden leggen wij u voorafgaand aan de raadsbehandeling een memo voor met de effecten meicirculaire (inclusief de mutaties decembercirculaire 2021) en een actualisatie van het meerjarenperspectief en de algemene reserve.